Spelling:
ei of ij? au of ou?
ei of ij? au of ou?
De trappen van vergelijking
De woorden uit thema 3:
het biljet: het geldbriefje
de fooi: geld dat je extra krijgt omdat je je werk goed gedaan hebt
het goede doel: organisatie die de armoede in de wereld bestrijdt en die mensen of dieren in nood helpt met het geld of de spullen die jij geeft het huishouden: al het werk dat in huis moet gebeuren om het huis netjes te houden, bv. strijken, poetsen, stofzuigen, afwassen
kostbaar: iets dat heel veel waard is of heel veel kost; iets dat voor jou erg belangrijk is, bv. je knuffel
kwispelen: met de staart heen en weer bewegen
lauw: tussen warm en koud
de leiband:
opsommen: na elkaar opnoemen
het personeel: mensen die voor een bedrijf of voor iemand werken
de portefeuille: mapje waarin je bankbiljetten en je identiteitskaart bewaart
de portemonnee: geldbuidel, een klein tasje waarin je munten bewaart
schandalig: erg; iets dat afgekeurd wordt; iets waarvoor je je moet schamen
de schop: gereedschap waarmee je kunt graven of scheppen
de scooter
het vervoermiddel: iets dat je van de ene plaats naar de andere brengt, bv. een auto, een bus, een trein of een vliegtuig
het vervolg: volgende deel de volgorde manier waarop dingen op elkaar volgen; wat er eerst gebeurt, wat daarna komt ...
het werktuig: stuk gereedschap of voorwerp dat je gebruikt om iets te doen of te maken
zeldzaam: iets dat je weinig ziet of vindt
Zegswijze
eigen schuld, dikke bult: het is je eigen fout
het vervolg: volgende deel de volgorde manier waarop dingen op elkaar volgen; wat er eerst gebeurt, wat daarna komt ...
het werktuig: stuk gereedschap of voorwerp dat je gebruikt om iets te doen of te maken
zeldzaam: iets dat je weinig ziet of vindt
Zegswijze
eigen schuld, dikke bult: het is je eigen fout